-
uitbater [ zelfstandig-naamwoord ]
exploitant – manager de uitbater - de uitbaters zelfstandig naamwoord De uitbater van dit hotel is een heel vriendelijke man. -
uitblinken [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]
exceller - stand out → uitblinken - blonk uit - uitgeblonken scheidbaar werkwoord Mijn zus blinkt uit in het leren van vreemde talen. -
uitbraak [ zelfstandig-naamwoord ]
épidémie - outbreak de uitbraak - de uitbraken zelfstandig naamwoord Door de uitbraak van de epidemie werden duizenden mensen ziek. -
uitdaging [ zelfstandig-naamwoord ]
défi - challenge de uitdaging - de uitdagingen zelfstandig naamwoord Het is een grote uitdaging om gezond te eten en te drinken. -
uitgeholde pompoenen [ zelfstandig-naamwoord ]
citrouilles évidées - hollowed-out pumpkins zelfstandig naamwoord Ik heb enkele uitgeholde pompoenen klaar voor Halloween. -
uitgesloten [ bijvoeglijk-naamwoord ]
exclu- excluded uitgesloten bijvoeglijk naamwoord Het is uitgesloten dat je nu nog naar huis vertrekt. -
uitgeven [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]
dépenser - spend uitgeven - gaf uit - uitgegeven scheidbaar werkwoord Ik heb veel geld uitgegeven tijdens mijn reis naar Griekenland. -
uitkijken [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]
s'attendre à - look forward to uitkijken naar - keek uit naar - uitgekeken naar werkwoord We kijken al uit naar het feest. -
uitleggen [ werkwoord ]
=deel van het scheidbaar werkwoord "uitleggen". expliquer - explain uitleggen - legde uit - uitgelegd Ik leg hem geduldig uit hoe je de oppervlakte van een driehoek berekent. -
uitputting [ zelfstandig-naamwoord ]
exhaustion – épuisement de uitputting zelfstandig naamwoord Ik ben de uitputting nabij, na de wandeling van 40 kilometer. -
uitschakelen [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]
éliminer - eliminate uitschakelen - schakelde uit- uitgeschakeld werkwoord We schakelden de tegenstander makkelijk uit met twee doelpunten. -
uitvoeren [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]
exécuter - carry out uitvoeren - voerde uit- uitgevoerd werkwoord De firma voerde alles uit zoals we vroegen. -
uur
heure | hour zelfstandig naamwoord Een eenheid van tijd, 60 minuten. De tenniswedstrijd duurde maar liefst drie uur.