-
waaien [ werkwoord ]
souffler | to blow werkwoord Blazen van de wind. Doordat de wind waait, is mijn haar in de war. -
waardevol [ bijvoeglijk-naamwoord ]
précieux - precious waardevol - waardevolle bijvoeglijk naamwoord Dit is een waardevol kunstwerk. -
waarschijnlijk
probable - probable waarschijnlijk - waarschijnlijke bijvoeglijk naamwoord Het pakketje komt waarschijnlijk morgen aan. -
waarschuwen [ werkwoord ]
avertir - warn waarschuwen - waarschuwde- gewaarschuwd werkwoord Ik heb je gewaarschuwd voor slechte vrienden. -
waarschuwing
avertissement | warning zelfstandig naamwoord Aanwijzing voor een toehoorder, meestal voor gevaar. Waarschuwing: de honden kunnen bijten, dus niet aaien! -
Wapenstilstand [ zelfstandig-naamwoord ]
Armistice - Armistice Op 11 november herdenken weWapenstilstand. -
warmte
chaleur | heat zelfstandig naamwoord Een vorm van energie die een hogere temperatuur veroorzaakt. De warmte van de zon droogde de natte was. -
weerbericht
bulletin météo | weather forecast zelfstandig naamwoord programma op de TV of radio waarin men vertelt hoe het weer gaat zijn Het weerbericht was niet goed vandaag; het gaat heel de week regenen. -
wegen [ werkwoord ]
peser -weigh wegen - woog - gewogen werkwoord Hoeveel weegt het pakje? -
wegens [ voorzetsel ]
à cause de - due to wegens voorzetsel Wegens het slechte weer gaat de wedstrijd niet door. -
weldadigheid [ zelfstandig-naamwoord ]
bienfaisance - benevolence de weldadigheid zelfstandig naamwoord De paters leven dankzij de weldadigheid van de gelovigen. -
weren
défense d'entrer | keep out weer - weerde - geweerd werkwoord Zorgen dat iets of iemand niet binnen kan, wegblijft De ramen weren ons tegen regen en wind. -
wielerseizoen [ zelfstandig-naamwoord ]
saison cycliste | cycling season zelfstandig naamwoord periode van van februari tot oktober waarin wegwedstrijden worden gereden Tijdens het wielerseizoen zijn er veel wedstrijden. -
winnen
gagner | win winnen - won - gewonnen werkwoord Argentinië heeft het Wereldkampioenschap voetbal gewonnen. -
winter
hiver | winter zelfstandig naamwoord Het koudste seizoen van het jaar In de winter valt er vaak sneeuw. -
woelig [ bijvoeglijk-naamwoord ]
turbulent- turbulent woelig - woelige bijvoeglijk naamwoord Ik heb een woelige periode in mijn leven achter de rug.