Geen producten in de winkelwagen.

Woordenlijst

  • aankaarten [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    invoquer - bring up aankaarten - kaartte aan - aangekaart scheidbaar werkwoord Ik heb de problemen op school  aangekaart  bij de directeur.  
  • aanmoedigen [ werkwoord ]

    =deel van het scheidbaar werkwoord "aanmoedigen". encourager - encourager aanmoedigen - moedigde aan - aangemoedigd. Ik moedig elke zondag mijn favoriete voetbalploeg aan.  
  • afronden [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    terminer - finish afronden - rondde af - afgerond werkwoord Alina heeft haar studies biologie net afgerond.
  • behouden [ werkwoord ]

    préserver - maintain behouden - behield - behouden werkwoord Laat ons de kleuren van de muren hier behouden.
  • beleven [ werkwoord ]

    resentir - experience beleven - beleefde- beleefd werkwoord We beleven altijd veel plezier met de kinderen.
  • beloven [ werkwoord ]

    promettre - promise beloven - beloofde - beloofd werkwoord Ik beloof je dat ik er goed op tijd zal zijn.  
  • benutten [ werkwoord ]

    profiter de - take advantage of

    benutten - benutte - benut werkwoord

    We moeten onze tijd goed benutten.
  • bestrijden [ onregelmatig-werkwoord, werkwoord ]

    combattre - combat bestrijden - bestreed - bestreden werkwoord We moeten het ongedierte in onze tent meteen bestrijden met zware middelen.  
  • bewonderen [ werkwoord ]

    admirer - admire bewonderen - bewonderde - bewonderd werkwoord Ik bewonder je om je inzet voor het goede doel.
  • blijken [ onregelmatig-werkwoord, werkwoord ]

    apparaître - show blijken - bleek - gebleken werkwoord Uit ons onderzoek blijkt dat iedereen heel tevreden is.
  • ergeren [ werkwoord ]

    s'irriter - be bothered zich ergeren - ergerde zich - zich geërgerd werkwoord Rachid ergerde zich aan het lawaai van de kinderen.
  • genieten [ werkwoord ]

    profiter - enjoy genieten - genoot- genoten werkwoord Ik heb echt genoten van de wandeling.
  • gidsen [ werkwoord ]

    conduire - conduct gidsen|gidste|gegidst werkwoord Mario gidste ons langs de mooiste plekken en gebouwen in de stad.
  • gokken [ werkwoord ]

    parier - gamble gokken - gokte - gegokt werkwoord Rachid gokte op paardenwedstrijden en verloor veel geld.
  • haten [ werkwoord ]

    détester - hate haten - haatte - gehaat werkwoord Ik haat het lawaai van de machines.
  • herdenken [ onregelmatig-werkwoord, werkwoord ]

    commémorer - commemorate herdenken - herdacht - herdacht werkwoord We herdenken op 11 november de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog.
  • in beslag nemen [ werkwoord ]

    confisquer | confiscate werkwoord confisceren, bezit afpakken   Na de arrestatie is zijn telefoon in beslag genomen.
  • invullen [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    remplir - fill out invullen - vulde in- ingevuld werkwoord Ilona vulde alle formulieren prima in.
  • knuffelen [ werkwoord ]

    caresser - hug, caress knuffelen - knuffelde - geknuffeld werkwoord Je moet de baby goed knuffelen, dan stopt hij met wenen.
  • kweken [ werkwoord ]

    cultiver - grow kweken - kweekte - gekweekt werkwoord Ik kweek uien en bloemkolen in mijn moestuin.
  • langsgaan [ werkwoord ]

    rendre visite à - stop by langsgaan - ging * langs - langsgegaan ik ga langs - jij gaat langs - wij gaan langs werkwoord Ik ga straks langs bij mijn vriendin.
  • lijken [ werkwoord ]

    sembler - seem lijken - leek - geleken werkwoord Ahmad leek zich goed te amuseren tijdens de wedstrijd.
  • loeien [ onregelmatig-werkwoord, werkwoord ]

    combattre - beugler loeien - loeide - geloeid werkwoord De koeien loeien omdat ze honger hebben.  
  • misgaan [ werkwoord ]

    mal tourner - go wrong misgaan - ging * mis - misgegaan werkwoord Als er niets misgaat, zal je snel Nederlands leren. Ik reed te snel in de bocht en toen ging het mis.
  • onderzoeken [ werkwoord ]

    examiner -  inquire onderzoeken - onderzocht - onderzocht De professor onderzocht zijn theorieën.
  • ontdekken [ werkwoord ]

    découvrir- discover ontdekken - ontdekte - ontdekt werkwoord Mira ontdekte een heerlijk plekje in de zon.
  • opgroeien [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

     grandir - grow up opgroeien - groeide op - opgegroeid werkwoord Ik ben in het centrum van Brussel opgegroeid.
  • ophangen [ werkwoord ]

    accrocher - put up ophangen - hing op - opgehangen scheidbaar werkwoord Ik hang mijn jas op aan de kapstok.  
  • schrappen [ werkwoord ]

    barrer- strike schrappen - schrapte - geschrapt werkwoord Ik heb enkele zinnen in je tekst geschrapt.
  • slagen [ werkwoord ]

    réussir - succeed slagen - slaagde - geslaagd werkwoord Ik ben er eindelijk in geslaagd mijn rijbewijs te halen.
  • sneeuwen [ werkwoord ]

    neiger | to snow werkwoord Vallen van sneeuw.   Het sneeuwt, alles ziet er wit uit buiten.
  • splitsen [ werkwoord ]

    diviser - split splitsen - splitste - gesplitst werkwoord Zullen we de rekening in twee splitsen?
  • stemmen [ werkwoord ]

    voter | to vote werkwoord officieel verkiezen van iets.   Ik heb gestemd voor pizza in de cafetaria.
  • sterven [ werkwoord ]

    mourir - die sterven - stierf- gestorven werkwoord Mijn opa stierf toen hij bijna 100 jaar oud was.
  • stijgen [ werkwoord ]

    augmenter – increase stijgen – steeg – gestegen werkwoord De waarde van mijn aandelen is flink gestegen.
  • terechtkomen [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    =deel van het scheidbaar werkwoord "terechtkomen". arriver dans - end up terechtkomen - kwam terecht - terechtgekomen Cléo kwam in een mooi hotelletje terecht tijdens haar trektocht.  
  • uitblinken [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    exceller - stand out → uitblinken - blonk uit - uitgeblonken scheidbaar werkwoord Mijn zus blinkt uit in het leren van vreemde talen.
  • uitgeven [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    dépenser - spend uitgeven - gaf uit - uitgegeven scheidbaar werkwoord Ik heb veel geld uitgegeven tijdens mijn reis naar Griekenland.  
  • uitkijken [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    s'attendre à - look forward to uitkijken naar - keek uit naar - uitgekeken naar werkwoord We kijken al  uit naar het feest.
  • uitleggen [ werkwoord ]

    =deel van het scheidbaar werkwoord "uitleggen". expliquer - explain uitleggen - legde uit - uitgelegd Ik leg hem geduldig uit hoe je de oppervlakte van een driehoek berekent.  
  • uitschakelen [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    éliminer - eliminate  uitschakelen - schakelde uit- uitgeschakeld werkwoord We schakelden de tegenstander makkelijk uit met twee doelpunten.
  • uitvoeren [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    exécuter - carry out uitvoeren - voerde uit- uitgevoerd werkwoord De firma voerde alles uit zoals we vroegen.
  • valsspelen [ werkwoord ]

    tricher | to cheat werkwoord Oneerlijk zijn bij een spel, oneerlijk te werk gaan.   De speler heeft valsgespeeld op de wedstrijd.
  • verdwijnen [ werkwoord ]

    disparaître - disappear verdwijnen - verdwenen - verdween werkwoord De olifant verdween in de jungle.
  • vergelijken [ werkwoord ]

    comparer - compare vergelijken - vergeleek - vergeleken werkwoord Kan je dit schilderij vergelijken met wat we gisteren gezien hebben?  
  • verkiezen [ werkwoord ]

    élire - elect verkiezen - verkoos- verkozen werkwoord Ramira is verkozen tot leider van de groep.
  • verklaren [ werkwoord ]

    expliquer - explain verklaren - verklaarde - verklaard werkwoord Ik kan niet verklaren waarom de kat zo bang is voor mij.
     
  • veroorzaken [ werkwoord ]

    causer - cause veroorzaken - veroorzaakte- veroorzaakt werkwoord De storm veroorzaakte veel schade aan huizen en bomen.
  • vervagen [ werkwoord ]

    brouiller - fade vervagen - vervaagde- vervaagd werkwoord De herinneringen aan mijn kindertijd vervagen met de jaren.
  • verzamelen [ werkwoord ]

    rassembler - collect verzamelen- verzamelde - verzameld werkwoord Ik heb al mijn speelgoed verzameld en opgeruimd.  
  • vluchten [ werkwoord ]

    fuir - escape vluchten - vluchtte - gevlucht werkwoord We zijn gevlucht voor het zware onweer.
  • waaien [ werkwoord ]

    souffler | to blow werkwoord Blazen van de wind.   Doordat de wind waait, is mijn haar in de war.
  • waarschuwen [ werkwoord ]

    avertir - warn waarschuwen - waarschuwde- gewaarschuwd werkwoord Ik heb je gewaarschuwd voor slechte vrienden.
  • wegen [ werkwoord ]

    peser -weigh wegen - woog - gewogen werkwoord Hoeveel weegt het pakje?
  • zich aanpassen [ werkwoord ]

    = reflexief/ scheidbaar werkwoord 'zich aanpassen' s'adapter - to adjust De dieren passen zich goed aan aan de vrieskou.
  • zich voorbereiden [ scheidbaar-werkwoord-lijst-nederlands, werkwoord ]

    =deel van het scheidbaar werkwoord "voorbereiden". préparer - prepare voorbereiden - bereidde voor - voorbereid Nadège heeft zich de hele week voorbereid op het examen.  

Zin in Nederlands

Door de site te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.

Sluiten