Een scheidbaar werkwoord bestaat uit 2 delen die elk een betekenis hebben.
Voorbeelden
- tussenkomen: tussen + komen;
- opbellen: op + bellen;
- bijwerken: bij + werken;
- oppikken: op + pikken;
- langskomen: langs + komen;
- inplannen: in + plannen.
Uitzonderingen
Uitzonderingen hierop zijn onder andere:
- stofzuigen (ik stofzuig);
- beeldhouwen (jij beeldhouwde);
- schaterlachen (hij schaterlacht);
- zweefvliegen (wij zweefvlogen).
Vervoeging
We nemen het werkwoord opbellen.
We vervoegen scheidbare werkwoorden zoals gewone werkwoorden, maar we draaien de volgorde om: eerst het tweede deel en dan het eerste deel.
- Ik bel mijn vader op.
Het voltooid deelwoord wordt in één woord geschreven.
- Ik heb mijn vader opgebeld.
In een bijzin staat het scheidbaar werkwoord in één woord.
- Ik vraag mijn vader of hij mij opbelt.
- Ik denk dat het mijn vader was die mij opbelde.
In de ZiN taaltrainer illustreren we het scheidbare werkwoord in de dialoog ‘Pedro maakt een afspraak’. Pedro belt de kapper op om langs te komen. Je krijgt in de trainer ook oefeningen en een toets met score en feedback. Zo kan je zelf controleren of je alles goed begrepen hebt.