Vorm je een zin met de indirecte rede, dus met “zeggen dat”, “geloven dat”, “weten dat”, …
Dan wordt het tweede deel van de zin een bijzin. Het verbum moet dan achteraan!
zeggen dat
Hij zegt: “Ik zwem graag”.
Hij zegt dat hij graag zwemt.
geloven dat
Ik geloof : “Ik heb een probleem”.
Ik geloof dat ik een probleem heb.
weten dat
Ik weet : “Hij gaat om 05u naar huis”.
Ik weet dat hij om 05u naar huis gaat.