De vtt (= voltooid tegenwoordige tijd of het perfectum) vorm je met
het hulpwerkwoord hebben / zijn + voltooid deelwoord (=participium).
Hebben of zijn?
Meestal gebruiken we het hulpwerkwoord ‘hebben’. We gebruiken het ook bij een wederkerend (reflexief) werkwoord.
- Tom heeft drie jaar in dit bedrijf gewerkt.
- Wij hebben ons erg gehaast om op tijd te zijn!
Het hulpwerkwoord ‘zijn’ staat altijd bij:
- een bewegingswerkwoord + richting:
We zijn naar Antwerpen gefietst. - een werkwoord dat een begin of eind aanduidt:
Ik ben gestopt met roken. - een werkwoord dat een nieuwe situatie aanduidt:
Je zoon is erg veranderd.
In de ZiN Taaltrainer illustreren we de vtt in het verhaal ‘Anna’s handtas is gestolen’. Anna heeft haar verjaardag gevierd en iemand heeft haar handtas gestolen.
Hoe vorm je het voltooid deelwoord?
In het Nederlands zijn er regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
Regelmatige werkwoorden: met -t of -d?
werken | horen | |
---|---|---|
Ik | heb gewerkt | heb gehoord |
Jij/Je/U | hebt gewerkt | hebt gehoord |
Hij/Zij/Ze/Het | heeft gewerkt | heeft gehoord |
Wij/We | hebben gewerkt | hebben gehoord |
Jullie/Je | hebben gewerkt | hebben gehoord |
Zij/Ze | hebben gewerkt | hebben gehoord |
Met -t of -de?
Neem de medeklinkers:
- x
- f
- k
- s
- ch
- p
- t
Het zijn de medeklinkers uit een van de bekende ezelsbruggetjes: ‘t fokschaap, ‘t kofschip of softketchup.
Er moet eigenlijk ook nog de uitgang x (bvb. faxte) en en sh (bvb. pushte) bij.
voltooid deelwoord op -t
- vertrek van de infinitief, bijvoorbeeld ‘werken’
- neem de uitgang (-en) weg en kijk naar de laatste letter: werk
en→ k - komt deze letter voor in het ezelsbruggetje? → ja → ge + werk + t
voltooid deelwoord op -d
- vertrek van de infinitief, bijvoorbeeld ‘wandelen’
- neem de uitgang (en) weg en kijk naar de laatste letter: wandel
en→ l - komt deze letter voor in het ezelsbruggetje? → nee → ge + wandel + d.
2. Onregelmatige werkwoorden
zijn | hebben | kunnen | zoeken | vinden | … | |
---|---|---|---|---|---|---|
Ik | bent geweest | heeft gehad | heeft gekund | heeft gezocht | heeft gevonden | … |
Jij/Je/U | bent geweest | heeft gehad | heeft gekund | heeft gezocht | heeft gevonden | … |
Hij/Zij/Ze/Het | bent geweest | heeft gehad | heeft gekund | heeft gezocht | heeft gevonden | … |
Wij/We | zijn geweest | hebben gehad | hebben gekund | hebben gezocht | hebben gevonden | … |
Jullie/Je | zijn geweest | hebben gehad | hebben gekund | hebben gezocht | hebben gevonden | … |
Zij/Ze | zijn geweest | hebben gehad | hebben gekund | hebben gezocht | hebben gevonden | … |
Deze werkwoorden moet je studeren met een lijst.
Meer oefeningen vind je in de ZiN Taaltrainer: