Geen producten in de winkelwagen.

Ott

Hoe vorm je de ott (= de onvoltooid tegenwoordige tijd, presens) van regelmatige werkwoorden, van “hebben” en “zijn” en van de modale werkwoorden “moeten”, “kunnen”, “willen”, “mogen”, “zullen”.

Regelmatig

 makenstoppenreizengevenwetenrijdenzien
Ikmaakstopreisgeefweetrijzie
Jij/Je/Umaaktstoptreistgeeftweetrijdtziet
Hij/Zij/Ze/Hetmaaktstoptreistgeeftweetrijdtziet
Wij/Wemakenstoppenreizengevenwetenrijdenzien
Jullie/Jemakenstoppenreizengevenwetenrijdenzien
Zij/Zemakenstoppenreizengevenwetenrijdenzien

Hebben en zijn


 hebbenzijn
Ikhebben
Jij/Je/Uhebtbent
Hij/Zij/Ze/Hetheeftis
Wij/Wehebbenzijn
Jullie/Jehebbenzijn
Zij/Zehebbenzijn

Moeten, kunnen, willen, mogen, zullen

 moetenkunnenwillenmogenzullen
Ikmoetkanwilmagzal
Jij/Je/Umoetkanwilmagzal
Hij/Zij/Ze/Hetmoetkanwilmagzal
Wij/Wemoetenkunnenwillenmogenzullen
Jullie/Jemoetenkunnenwillenmogenzullen
Zij/Zemoetenkunnenwillenmogenzullen
Vervoeging van de modale werkwoorden.

Zie ook: zinsbouw > met infinitief > met kunnen, mogen, moeten, willen, zullen

Zin in Nederlands