Hoe vorm je de ovt (onvoltooid verleden tijd, imperfectum).
Zoals je al weet, zijn er regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Voor de regelmatige werkwoorden hebben we het bekende regeltje met het ezelsbruggetje. De onregelmatige werkwoorden vind je in de lijst.
Regelmatige werkwoorden: met -te of -de?
werken | horen | |
---|---|---|
Ik | werkte | hoorde |
Jij/Je/U | werkte | hoorde |
Hij/Zij/Ze/Het | werkte | hoorde |
Wij/We | werkten | hoorden |
Jullie/Je | werkten | hoorden |
Zij/Ze | werkten | hoorden |
Wil je extra oefenen met de ovt? In de ZiN Taaltrainer illustreren we de ovt in het verhaal ‘Anna’s handtas is gestolen’. Je krijgt een reeks oefeningen en een toets met score feedback. Zo kan je zelf controleren of je alles goed begrepen hebt.
Met -t of -de?
Neem de medeklinkers:
- t
- f
- k
- s
- ch
- p
Het zijn de medeklinkers uit een van de bekende ezelsbruggetjes: ‘t fokschaap, ‘t kofschip of softketchup.
Er moet eigenlijk ook nog de uitgang x (bvb. faxte) en en sh (bvb. pushte) bij.
Met -te
- Vertrek van de infinitief, bijvoorbeeld ‘werken’;
- Neem het werkwoord min de uitgang en kijk naar de laatste letter: werk
en→ k; - komt deze letter voor in het ezelsbruggetje? ja → +-te → werk + te.
Voorbeelden:
- fax
en⇒ x ⇒ faxte - werk
en⇒ k ⇒werkte - blaf
fen⇒ f ⇒ blafte - fiets
en⇒ s ⇒ fietste - kuch
en⇒ ch ⇒ kuchte - klop
pen⇒ p ⇒ klopte - push
en⇒ sh ⇒ pushte - start
en⇒ t ⇒ startte
Met -de
- vertrek van de infinitief, bijvoorbeeld ‘wandelen’;
- neem het werkwoord min de uitgang en kijk naar de laatste letter: wandel
en→ l; - komt deze letter voor in het ezelsbruggetje? nee → wandel + de.
Voorbeelden
- krabben ⇒ krab ⇒ krabde
- antwoorden ⇒ antwoord ⇒ antwoordde
- spelen ⇒ speel ⇒ speelde
- horen ⇒ hoor ⇒ hoorde
Let op: infinitief met -z ⇒ +de
- vrezen ⇒ vreesde
- reizen ⇒ reizen ⇒ reisde
Let op: infinitief met -v ⇒ stam eindigt op -f ⇒toch +de
- durven ⇒ durf ⇒ durfde
- leven ⇒ leef ⇒ leefde
Onregelmatig
Veel werkwoorden hebben een onregelmatige OVT:
zijn | hebben | kunnen | zoeken | vinden | … | |
---|---|---|---|---|---|---|
Ik | was | had | kon | zocht | vond | … |
Jij/Je/U | was | had | kon | zocht | vond | … |
Hij/Zij/Ze/Het | was | had | kon | zocht | vond | … |
Wij/We | waren | hadden | konden | zochten | vonden | … |
Jullie/Je | waren | hadden | konden | zochten | vonden | … |
Zij/Ze | waren | hadden | konden | zochten | vonden | … |
Lijst met alle sterke en onregelmatige werkwoorden