Hij vertrekt om 14u.
Hij vertrekt op 24 januari.
Hij vertrekt na de vakantie.
Hij vertrekt over twee minuten.
Hij vertrekt binnen twee minuten.
Hij vertrekt rond 5u.
Hij vertrekt tijdens de les.
De les vindt plaats van 9u tot 16u.
Hij vertrok snel vooraleer de ruzie begon.
Sinds vorige week ga ik met de fiets naar het werk.