Feesten of vieren?
- Ik … kerstmis met mijn familie.
- Leonie … Pasen met haar opa.
- We gaan de hele nacht ….
Wil je nog meer woordenschat, grammatica en oefeningen? In de ZiN Taaltrainer illustreren we de dagelijkse grammatica en woordenschat Nederlands via korte luisterverhalen en dialogen. Je krijgt veel oefeningen en toetsen met score en feedback. Voor 1 jaar toegang tot het materiaal betaal je 49 euro.
VIEREN
‘Vieren’ is een transitief werkwoord.
Je viert altijd iets.
Bij ‘vieren’ preciseer je wàt je gaat vieren met een direct object.
- Volgende maand viert mijn oma haar negentigste verjaardag.
- De baas wilde graag de geboorte van zijn eerste kleinkind vieren.
FEESTEN
‘Feesten’ is een intransitief werkwoord.
Je gebruikt ‘feesten’ in een algemene context, zonder te preciseren en zonder direct object.
- Ze hebben 3 dagen lang uitbundig gefeest.
- Jongeren feesten graag.
OPMERKING
‘Vieren’ wordt in het Nederlands veel vaker gebruikt dan ‘feesten’.
Het werkwoord ‘feesten’ kom je in het Nederlands niet zo vaak tegen.
‘feesten’ als meervoud van het substantief ‘feest’ is daarentegen wél heel courant.
- De Gentse Feesten zijn een jaarlijks terugkerend evenement.
- We zijn uitgenodigd op verschillende feesten.
Het wordt dus:
- Ik vier kerstmis met mijn familie.
- Leonie viert Pasen met haar opa.
- We gaan de hele nacht feesten.
Even oefenen:
Meer grammatica en oefeningen over dagelijks Nederlands?