Hij heeft … goed geholpen.
Hier staan … fietsen.
Ik heb … twee uur geslapen.
De plant is … giftig voor jonge kinderen.
Ik heb maar twee uur geslapen.
De plant is alleen giftig voor jonge kinderen.
Wil je nog meer woordenschat, grammatica en oefeningen? In de ZiN Taaltrainer illustreren we de dagelijkse grammatica en woordenschat Nederlands via korte luisterverhalen en dialogen. Je krijgt veel oefeningen en toetsen met score en feedback. Voor 1 jaar toegang tot het materiaal betaal je 49 euro.
MAAR
‘Maar’ gebruik je in combinatie met een telwoord. Het kan gaan om een concreet cijfer of om een algemene indicatie van hoeveelheid. ‘Maar’ betekent hier ‘niet meer dan’. In deze contexten kan je ‘maar’ vervangen door het woordje ‘slechts’.
We hebben maar twee films van Tarantino gezien. (slechts twee films) | |
Hij heeft maar weinig cd’s. (slechts weinig CD’s) |
ALLEEN
‘Alleen’ duidt op een restrictie, een beperking. In dit soort contexten is ‘alleen’ synoniem van ‘uitsluitend’. Je kan ‘alleen’ ook vervangen door ‘enkel’.
Hij werkt alleen voor het geld. (en voor niets anders) | |
Het lukt alleen op deze manier. (en op geen enkele andere) |
ALLEEN MAAR
Je kan hier ook ‘alleen maar’ gebruiken. ‘Alleen maar’ betekent hetzelfde als ‘alleen’. ‘Alleen maar’ is echter sterker. Het geeft je woorden dus meer nadruk.
Hij werkt alleen maar voor het geld. | |
Het lukt alleen maar op deze manier. |