Het substantief is mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (onz)
De man (m) is op tijd. Hij is op tijd.
De trein (m) is te laat. Hij is te laat.
De vrouw (v) is klein. Ze is klein.
De deur (v) staat open. Ze staat open.
Het leven (onz) is hard. Het is hard.
Het boek (onz) is duur. Het is duur.